In het ZIEKENHUIS
Ertretat, 20 juli 1917
Zo had het van mij best mogen eindigen, maar een dag later werd ik wakker in een trein op weg naar een ziekenhuis. Men had mij de volgende nacht alsnog gevonden en op een brancard uit het niemandsland gedragen zonder dat ik er iets van had gemerkt. Ondanks de morfinetabletten die ze mij toedienden leed ik veel pijn. De tocht duurde twee dagen en een nacht. Al die tijd lag ik opgerold in een deken half bewusteloos in een treinwagon. Daarna ben ik meermalen geopereerd. De verdoving was dit maal in ieder geval iets beter gelukkig.
Nou ja, nu weet u hoe ik hier in dit ziekenhuis van de Franse badplaats Étretat ben beland. Het is zo gek om hier aan de prachtige Normandische kust te zijn. We liggen slechts met zijn drieën op een kamer en worden met alle denkbare zorg en liefde omringd. Al maandenlang ervaar ik de ongekende luxe van een bed met kraakwitte lakens en schoon ondergoed!
Onze kamer heeft openslaande deuren die uitzicht geven over rotsen en de oceaan. Wie naar buiten kan, wordt omgeven door de schoonheid van het lieflijke dorpje en die beroemde witte krijtrotsen langs het hemelsblauwe uitgestrekte water. Het gerommel op de achtergrond is niet van bommen, maar van een geruststellende branding. Iedere keer als ik het koeren van twee duiven in de dakgoot hoor, moet ik huilen van het huiselijke geluid. Er is niets troostrijkers dan hun vredige "roekoe". Het valt gewoon niet te bevatten, mevrouw Freeman. En ook niet dat elders de oorlog nog altijd doorgaat!
Het zal voor u thuis nog wel moeilijker zijn om u de verhalen die ik vertel voor te stellen. Natuurlijk merkt het thuisfront genoeg van de oorlog met voedsel op de bon en vrouwen die mannenwerk doen. U ziet de rouwadvertenties in de krant en ik hoef alleen maar om mij heen te kijken. Links van mij op de slaapzaal ligt korporaal Joey, die iedere nacht huilt omdat hij samen met zijn peloton had willen sterven. Hij heeft het gevoel dat hij zijn mannen in de steek heeft gelaten door zelf slechts gewond te raken terwijl zij sneuvelden. De jongen aan mijn rechterhand, Mad Jack, heeft de klop. De frontkolder in zijn kop. Hij is totaal in de war en er is geen zinnig woord uit hem te krijgen. Het arme joch is gek geworden van alles wat hij zag.
Met de gewonden druppelen hier de verhalen van de oorlog binnen. In de winter kwamen hier net zoveel mannen met bevriezingsverschijnselen aan tenen en vingers als met kogelwonden rechtstreeks van het front. Wanneer je dag en nacht met je schoenen tot aan je enkels in het ijswater staat, dan krijg je vanzelf de gevreesde loopgraafvoeten. Zij vertelden dat het eten in de voorste linies nooit meer warm aankwam. Op de thee zat een laagje ijs. De blikjes maconichiestoofpot waren bevroren.
In de lente trokken de Duitse troepen zich zomaar opeens een fiks aantal kilometers terug. Bij u in de krant stond het als een Engelse overwinning gepresenteerd, maar volgens de mannen hier hebben wij er geen kogel voor hoeven lossen. Van het ene op het andere moment gingen de Duitsers weg en bleken zich achter een onneembaar stevige stelling te verschansen die ze in de loop der tijd hadden aangelegd. Daardoor werd hun front ook nog eens veertig kilometer korter en hadden ze dus meer mensen over om zich te verdedigen. Ondertussen vernielden de moffen alles wat ze achterlieten. Alle bomen werden verbrand en elke bron vergiftigd. In de dorpen stond geen steen meer op de andere, wegen waren onbegaanbaar. Toch moest ons leger achter hen aan en op gepaste afstand onze greppels graven in dat verwoeste land. Eindelijk kon men zich dus zonder gevaar op het oude niemandsland begeven en onze doden begraven.
Acht maanden na de slag bij de Somme waren de lichamen van onze makkers vergaan tot beenwitte skeletten. Gelukkig droeg iedereen een naamplaatje. Toen hoorden we dus ook dat Hopper daar niet bij zat. Iedereen is begraven op de plaats waar men hun botten aantrof. Een lint van kruisen markeert het oude front. Sommige pelotons zijn samen in een massagraf gelegd. Schouder aan schouder, zoals ze ook gevochten hadden. Er is een bord voor de mannen uit Devonshire die niet verder kwamen dan hun eigen eerste loopgraaf. Men heeft de greppel dichtgegooid en er een bord bijgeplaatst:
De Devonshires bemanden deze loopgraaf
De Devonshires bemannen hem nog steeds
Misschien moet ik u dat allemaal niet vertellen, mevrouw Freeman. Ik ben zo bang dat u stopt met lezen omdat het allemaal te erg is. En u heeft gelijk. Het is te erg. Veel te erg. Toch hoef ik maar om me heen te kijken om te zien dat er duizenden mannen zijn die het hebben meegemaakt. En daarom schrijf ik het, in de hoop dat u het doorvertelt aan iedereen die het maar wil horen. Alle mannen die nu nog in Accrington rondlopen, maar die binnenkort ingezet zullen worden voor de oorlog. Kunnen ze niet bij de spoorwegen gaan werken of in een munitiefabriek? Het leger heeft toch ook goede werkkrachten nodig bij de bevoorrading of in de mijnen? Alles is beter dan in de loopgraven terecht te komen, vertel dat alstublieft aan uw buren, uw neefjes, aan willekeurige mannen op straat. Misschien heeft het geen zin, maar we kunnen het proberen toch? Wat zou het mooi zijn om er eentje tegen te houden de oorlog in te gaan. Niet dat het ooit mijn schuld naar Ketel zou kunnen vergoeden, maar samen kunnen we misschien één leven redden, mevrouw Freeman?! Een jonge knul wiens lichaam en ziel niet wordt beschadigd en die zal kunnen geloven in een onbezorgde toekomst. Zou dat mogelijk zijn?
Natuurlijk is inmiddels bij jullie daar in Engeland de dienstplicht ingevoerd, want er was hier niet meer genoeg vrijwillig kanonnenvlees en de troepen moeten telkens worden aangevuld met nieuwe soldaten. Almaar meer nieuwe soldaten. Wanneer houdt de oorlog dan ooit eens op? De strijd gaat door totdat een van beide partijen geen soldaat meer over heeft, maar dat zal niet snel gebeuren. Telkens als er ergens een klein gaatje is geslagen, zijn er zoveel troepen in reserve dat het gat meteen wordt opgevuld. Niemand zal deze oorlog winnen, dat zeg ik u. Alleen de oorlog heeft gewonnen!
Étretat, 2 augustus 1917
Oh mevrouw Freeman, ik moet terug! We worden hier in het ziekenhuis slechts opgelapt en zodra je ook weer een klein beetje uit de voeten kunt moet je terug. Lily Rose vindt het verschrikkelijk. Ze zegt dat ik er nog helemaal niet klaar voor ben en iedere stap die ik zet is ook nog gevoelig. Maar er is niets aan te doen. De overgrote meerderheid van de gewonden hier wordt uiteindelijk toch weer teruggestuurd naar het front. Nu is het mijn beurt.
En weet u, ergens diep van binnen wil ik dat ook. Het voelt als verraad aan onze mannen dat zij daar strijden terwijl ik hier in een zonnige badplaats vertoef. De lieflijke bossen, de vredige korenvelden, de eindeloze blauwe hemel - het is een vreemd gelukzalig paradijs, maar ik kan de anderen niet in de steek laten. Ik was gekomen om te vechten en zit onlosmakelijk aan de oorlog vast, aan mijn makkers en aan mijn taak. Hoe kan ik veilig thuis gaan zitten wanneer ik weet wat zij moeten doormaken? Natuurlijk ga ik terug. Bij hen hoor ik thuis. Ik kan ze niet redden, maar op z'n minst kan ik naast hen staan en schouder aan schouder samen ten strijde trekken. Je kunt je leven maar één keer verliezen. Ik wil deze wereld met opgeheven hoofd verlaten en mijn bijdrage geleverd hebben.
Ik ga en vrees de dood niet, mevrouw Freeman. Na zoveel maanden is hij een bekende geworden. Alledaags en banaal. Een onontkoombaar feit. Wel vrees ik verminkingen of pijnlijke verwondingen, en helaas heeft ieder van ons daar de meeste kans op.
Over een paar dagen zullen we vertrekken. Even heb ik overwogen om dit document hier in Étretat nog op de post te doen. Het is verboden om dagboeken bij te houden of om al te akelige dingen te schrijven in onze brieven naar huis. Misschien worden mijn papieren in de drukbemande loopgraven ontdekt en in beslag genomen. Dan zult u ze nooit ontvangen en zult u de waarheid over Ketels laatste dagen nooit vernemen. Toch neem ik het risico en bindt de vellen met mijn puttees tegen mijn kuiten. Er is namelijk iets dat ik zeker nog wil toevoegen en dat is Lily Rose. Mijn verhaal is niet compleet zonder de liefde. Is het niet wonderbaarlijk, mevrouw Freeman, dat iemand zoals ik zelfs midden in oorlogstijd liefde kan vinden? Nu moet ik weg. Hopelijk tot snel.
Maak jouw eigen website met JouwWeb